Het trainen van de fijne motoriek
- Losmaken van de vingers. Raak met al je vingers één voor één je duim aan. Doe dit eerst met één hand, dan met de andere hand. Probeer het daarna met 2 handen tegelijk.
In de pen klimmen met je vingers en de pen rondjes laten draaien tussen je vingers. - Piano spelen (echt of net alsof).
- Tolletjes laten draaien.
- Muntje in één hand, met de vingers rond laten draaien, andere hand op je rug. – Knikkeren.
- Kleiballetjes maken met 1 hand.
- Schroefjes en moertjes los en vast laten draaien.
- Bovenstaande met een schroevendraaier.
Handvol muntjes/knikkers in een potje doen.
- Pak kaarten met 1 hand, 1 voor 1 op de tafel leggen.
- Kneden (deeg om koekjes/kruidnootjes) te bakken.
- Slakkenhuisjes tekenen (beide kanten op).
- Mini-steck.
- Bootjes vouwen of muizentrapjes enz.
- Met een pincet kleine voorwerpen oprapen.
- Sleutel in het slot omdraaien.
- Met knijpers “de was” ophangen.
- Vingervoetballen met een klein balletje.